Ik heb vandaag even wat werk verzet, dit heb ik gemaakt. 
Het bovenste lijstje ga ik laten prikken.
Daaronder staat het allemaal voor mezelf beschreven.
Hopelijk klopt alles zo'n beetje. 
Ik heb alle topic's door gespit !
Het zat me op de nek, vandaar nu even op rijtje gezet.
Cortisol = hydrocortison
Bezinking = Bloedbezinking BSE
Magnesium = Mg
Vit B6 = pyridoxine, pyridoxaal-5-fosfaat, pyridoxaalfosfaat, pyridoxamine-5-fosfaat, pyridoxaminefosfaat
B12 = (trans)cobalamine
Foliumzuur = folaat
Hb = hemoglobine
Ferritine =
Ijzer = serumijzer
Transferrine =
Transfer.verz = ???
Vit D3 = 25-hydroxy-vitamine D, calcidiol, calcifidiol, 1.25 dihydroxy-vitamine D, calcitriol
Calcium = totaal calcium
PTH= parathormoon
Schiltklier = thyroïd autoantistoffen, TSH-receptor antistoffen, thyroïd stimulerende antistoffen, thyroïd blokkerende antistoffen , TPO-antistoffen, Tg-antistoffen
TSH = Thyreotropine, thyroïd stimulerend hormoon
FT4 = Thyroxine
T3 = totaal T3, TT3
anti TPO = autoantistoffen tegen thyreoperoxidase, TPO-antistoffen
anti Tg = anti-thyreoglobuline, thyreoglobuline antistoffen
Cholesterol = totaal cholesterol
HDL-Cholesterol = HDL-C, goed-cholesterol
Cholesterol/HDL-Chol = ???
LDL-Cholesterol = LDL-C, LDL-cholesterol, directe LDL
Triglyceriden = TG, TRIG
_____________________________________________________________
Cortisol = hydrocortison
Om vast te stellen of er sprake is van de ziekte van Cushing (het lichaam maakt te veel cortisol) of de ziekte van Addison (het lichaam maakt te weinig cortisol).
Het hormoon cortisol wordt in de bijnieren gemaakt. Cortisol regelt de afbraak van verschillende eiwitten en de aanmaak van glucose. Het hormoon beïnvloedt verder de bloeddruk, het cholesterolgehalte en de werking van het afweersysteem. De cortisolproductie wordt beinvloed door bijvoorbeeld stress, extreme inspanning, trauma, ernstige ziekte, overgewicht of temperatuur.
- 2x prikken: 08.00 uur en 16.00 uur op dezelfde dag.
- cortisol is ook te hoog ja, maar wordt vaak niet door artsen serieus genomen, wordt gezien als stresshormoon. Is natuurlijk niet alleen maar stresshormoon, beetje kortzichtig.
Bezinking = Bloedbezinking BSE
Om na te gaan of er een ontsteking actief is.
De bezinkingsnelheid (BSE) test meet de snelheid waarmee rode bloedcellen naar beneden zakken in een bloedbuis. BSE geeft informatie over de aanwezigheid en activiteit van een ontsteking of infectie in het lichaam. Wanneer een buis bloed overeind gehouden wordt, is te zien dat de rode cellen langzaam naar beneden zakken. Het is gebleken dat bij mensen met een ontsteking de rode bloedcellen sneller zakken dan bij gezonde mensen. Dit wordt veroorzaakt door een veranderde samenstelling van de eiwitten in het bloed als gevolg van de ontsteking.
_____________________________________________________________
Magnesium - Mg
Om de hoeveelheid magnesium in het bloed te bepalen en daarmee een oorzaak te vinden voor ziekten die veroorzaakt kunnen worden door een afwijkende magnesiumwaarde.
Magnesium is een mineraal dat aanwezig is in iedere cel van het lichaam. Het is onmisbaar voor de energieproductie, de werking van spieren en zenuwen en voor het behoud van de stevigheid van botten. Ongeveer de helft van de magnesiumvoorraad in het lichaam bevindt zich (in combinatie met calcium en fosfaat) in het bot.
- Wat eindigt op malaat, citraat, chelaat, orotaat, lactaat, GEEN oxide
- Magnesium helpt echt heel goed tegen kuitkrampen en spiertrekkingen. L-carnitine schijnt ook te helpen,
Vit B6 = pyridoxine, pyridoxaal-5-fosfaat, pyridoxaalfosfaat, pyridoxamine-5-fosfaat, pyridoxaminefosfaat
Om te onderzoeken of een afwijkende hoeveelheid vitamine B6 in bloed de oorzaak is van bloedarmoede, zenuwaandoeningen, verminderde groei of verminderde weerstand.
In het lichaam komen verschillende vormen voor van vitamine B6, die in de lever worden omgezet in de biologisch actieve vormen: pyridoxaalfosfaat en pyridoxaminefosfaat. Een langdurig ernstig tekort aan vitamine B6 kan leiden tot bloedarmoede, zenuwaandoeningen, verminderde groei en verminderde weerstand.
- Vit B6 werkt goed samen met de magnesium
_____________________________________________________________
B12 = (trans)cobalamine
Om te onderzoeken of een tekort aan vitamine B12 de oorzaak is van bloedarmoede of van zenuwbeschadiging. Om het effect van behandeling met vitamine B12 te volgen.
De test meet de hoeveelheid vitamine B12 (meestal samen met foliumzuur) in het bloed. Vitamine B12 en foliumzuur behoren tot de familie B-vitaminen. Beide stoffen worden via de voeding opgenomen in het lichaam.
Foliumzuur = folaat
Om een tekort aan foliumzuur op te sporen.
Meestal wordt foliumzuur samen met vitamine B12 aangevraagd. Foliumzuur en vitamine B12 zijn noodzakelijk voor het aanmaken en herstellen van cellen en weefsels. De stoffen worden niet aangemaakt door het lichaam zelf en moeten worden opgenomen via de voeding.
- als je foliumzuur te laag is, werken de injecties ook niet optimaal
_____________________________________________________________
Hb = hemoglobine
Bij het vermoeden van een te laag hemoglobine (bloedarmoede, anemie) of een te hoog hemoglobine (polycythemie).
Hemoglobine is een eiwit dat zich bevindt in de rode bloedcellen (erytrocyten). Het zorgt voor zuurstoftransport van de longen naar weefsels in het hele lichaam. Als het hemoglobinegehalte te laag is dan is er sprake van bloedarmoede. Het lichaam krijgt te weinig zuurstof en de patiënt is kortademig en snel moe. Het hemoglobinegehalte in bloed hangt nauw samen met het aantal rode bloedcellen. Als het aantal rode bloedcellen is verlaagd, door een verminderde aanmaak of door een verhoogde afbraak, is het hemoglobinegehalte meestal ook verlaagd.
Ferritine =
Om informatie te krijgen over de ijzervoorraad in het lichaam en een teveel of tekort aan ijzer op te sporen.
Ferritine is een eiwit dat vooral in de lever en in het beenmerg aanwezig is en dat wordt gebruikt om ijzer op te slaan. Een kleine hoeveelheid ferritine zit echter ook in het bloed. De hoeveelheid ferritine in bloed is een maat voor de hoeveelheid ferritine (en dus de hoeveelheid ijzer) in de lever en het beenmerg. IJzer is nodig voor de aanmaak van rode bloedcellen (hemoglobine) in het beenmerg. Als het lichaam te weinig ijzer heeft, zal eerst de reservevoorraad in de vorm van ferritine opgemaakt worden. Pas als er bijna geen ferritine meer is, maakt het lichaam te weinig rode bloedcellen aan en is er sprake van bloedarmoede. Bij teveel ijzer in het lichaam is de hoeveelheid ferritine in de weefsels en het bloed te groot en ontstaat een aandoening die men ijzerstapelingsziekte (hemochromatose) noemt.
- HB en ferritine, serumijzer, verzadiging enz bepalen alles bij elkaar of je bloedarmoede hebt of niet.
- 279 voor ferritine is echt hoog, ontsteking ?
- Ontsteking ? Zou je moeten laten testen op CRP en BSE als die ook verhoogd zijn, samen met ferritine, dan is het dikke kans dat het door een onsteking komt.
Ijzer = serumijzer
Om aandoeningen op te sporen die gepaard gaan met ijzergebrek (bloedarmoede) of te veel ijzer (ijzerstapelingsziekte = hemochromatose).
De test meet de hoeveelheid ijzer in bloedserum (of plasma). IJzer is een belangrijk element, onder andere voor de aanmaak van het hemoglobine. Hemoglobine is een eiwit waarmee rode bloedcellen zuurstof kunnen binden en transporteren. IJzer is ook nodig voor de werking van een aantal enzymen.
Transferrine
Om informatie te krijgen over het vermogen om ijzer te transporteren in het bloed.
- IJzer komt niet in vrije vorm voor in het bloed, maar is gebonden aan transferrine. Op die manier wordt ijzer getransporteerd door het lichaam.
Transfer.verz ???
_____________________________________________________________
Vit D3 = 25-hydroxy-vitamine D, calcidiol, calcifidiol, 1.25 dihydroxy-vitamine D, calcitriol
Om de oorzaak op te sporen van botproblemen, bijschildklieraandoeningen, onbegrepen spierzwakte of een tekort aan vitamine D vast te stellen, of om behandeling met vitamine D te volgen.
10mcg = 400IU
Voor krampen en gevoel in het been
Waarde boven de 80
bij een referentie waarde van 80 - 250.
bij een waarde van 46 mag dat zeker 1800IU zijn.
Calcium = totaal calcium
Om vast te stellen of de hoeveelheid calcium in het bloed afwijkend is.
- De test meet de hoeveelheid calcium in bloed. Calcium in het bloed is voor een deel gebonden aan eiwitten en voor een deel vrij. Er worden daarom twee verschillende calciumtests gebruikt: totale calcium (vrij plus gebonden) en geïoniseerde calcium (vrij).
PTH= parathormoon
Om afwijkingen in de calciumhuishouding op te sporen en het functioneren van de bijschildklieren te onderzoeken.
(daarnaast spelen fosfaat en magnesium ook nog een rol)
PTH is een hormoon dat in de vier bijschildkliertjes wordt geproduceerd en een belangrijke rol speelt bij de regeling van de calciumhuishouding. PTH maakt deel uit van een terugkoppelingssysteem, bestaande uit calcium, PTH en vitamine D (daarnaast spelen fosfaat en magnesium ook nog een rol). Bij een tekort aan calcium (hypocalciëmie) stijgt de hoeveelheid PTH, wat er voor zorgt dat de hoeveelheid calcium in bloed stijgt tot een normale waarde, waarna de aanmaak van PTHweer afneemt.
- als de PTH, bijvoorbeeld niet goed werkt dan is er een andere behandeling nodig.
_____________________________________________________________
Schiltklier = thyroïd autoantistoffen, TSH-receptor antistoffen, thyroïd stimulerende antistoffen, thyroïd blokkerende antistoffen , TPO-antistoffen, Tg-antistoffen
Om vast te stellen of een schildklieraandoening veroorzaakt wordt door schildklier autoantistoffen.
Veel schildklierziekten worden veroorzaakt door autoantistoffen. Deze ontstaan wanneer het immuunsysteem per ongeluk (bestanddelen van) schildkliercellen als ‘vreemd' (niet lichaamseigen) beschouwt en antistoffen aanmaakt om deze cellen te kunnen verwijderen. Het zijn zogeheten autoantistoffen omdat het immuunsysteem in actie komt tegen eigen schildkliercellen. Ze kunnen allerlei schildklierafwijkingen veroorzaken zoals schildklierontstekingen (thyroïditis), beschadiging van schildklierweefsel en/of verstoring van de schildklierfunctie.
TSH = Thyreotropine, thyroïd stimulerend hormoon
Om een schildklierziekte op te sporen of om het effect van een behandeling van een schildklierziekte te volgen.
De test meet de hoeveelheid thyroïd stimulerend hormoon (TSH) in het bloed. TSH wordt gemaakt in de hypofyse, een belangrijke hormoonproducerende klier in de hersenen. TSHzorgt ervoor dat steeds de juiste hoeveelheid schildklierhormoon (T4 en T3) wordt aangemaakt. Schildklierhormoon regelt het gebruik van energie in het lichaam; het heeft een soort thermostaatfunctie.
FT4 = Thyroxine
Om de werking van de schildklier te onderzoeken.
De test meet de hoeveelheid thyroxine (T4) in bloed. T4 is een van de twee hormonen die worden geproduceerd door de schildklier. Het andere hormoon is trijodothyronine of T3. De productie bestaat voor 90% uit T4 (dat wordt opgeslagen) en slechts 10% is T3. T4 is vergeleken met T3 relatief inactief, maar kan in de lever en in andere weefsels worden omgezet in het veel actievere T3.
T3 = totaal T3, TT3
Aanvullend onderzoek ter bevestiging van hyperthyreoïdie als de normale diagnostiek viaTSH en FT4 niet voldoet. Het is geen gebruikelijke bepaling.
De test meet de hoeveelheid trijodothyronine (T3) in bloed. T3 is een van de twee belangrijkste hormonen die door de schildklier wordt geproduceerd.
anti TPO = autoantistoffen tegen thyreoperoxidase, TPO-antistoffen
Om een autoimmuun schildklierziekte op te sporen; een afwijking van de schildklier die wordt veroorzaakt door een foute werking van het afweersysteem.
De test meet de hoeveelheid antistoffen tegen thyroperoxidase (TPO), een eiwit dat alleen in de schildklier voorkomt. Antistoffen tegen TPO zijn zogeheten autoantistoffen die zich richten op de schildklier.
anti Tg = anti-thyreoglobuline, thyreoglobuline antistoffen
Om te bekijken of de thyreoglobulinebepaling betrouwbaar is. Thyreoglobuline wordt gemeten om te kijken of de behandeling van een schildkliertumor succesvol is.
De anti-Tg-test meet de hoeveelheid antistoffen tegen thyreoglobuline (Tg), een eiwit dat in de schildklier wordt gemaakt. Aanwezigheid van Tg betekent aanwezigheid van schildklierweefsel. Bij veel schildklierziekten wordt anti-Tg gemaakt.
_____________________________________________________________
Cholesterol = totaal cholesterol
Om de kans in te schatten op het krijgen van hart- en vaatziekten.
Deze test meet de totale hoeveelheid cholesterol in het bloed. Cholesterol speelt in het lichaam een belangrijke rol bij de opbouw van weefsels en organen en bij de aanmaak van bepaalde hormonen en galzuren
HDL-Cholesterol = HDL-C, goed-cholesterol
Om het risico op ontwikkeling van een hart- en vaatziekte te bepalen.
De test meet de hoeveelheid HDL-cholesterol in bloed. Deze stof behoort tot de groep van de zogenaamde lipoproteïnen (vet-eiwitten) die het transport van cholesterol in het lichaam verzorgt. HDL-cholesterol wordt ‘goed' cholesterol genoemd, omdat het cholesterol dat zich in het HDL-deeltje bevindt uit het bloed verwijderd wordt via de lever.
Cholesterol/HDL-Chol =
LDL-Cholesterol = LDL-C, LDL-cholesterol, directe LDL
Om het risico op ontwikkeling van hart- en vaatziekten te schatten of om het effect van (LDL-)cholesterolverlagende medicijnen en/of diëten te meten.
LDL behoort tot de groep van de zogenaamde lipoproteïnen, die het transport van vetten - zoals cholesterol en triglyceriden - in het lichaam verzorgen. LDL transporteert voornamelijk cholesterol van het maag-darmkanaal naar de vaatwand. Verhoogde LDL-cholesterol concentraties zijn onwenselijk omdat daardoor cholesterol wordt afgezet op de wanden van de bloedvaten. Dit kan leiden tot een stugge vaatwand, een verminderde bloeddoorstroming en zelfs tot verstopping van het bloedvat. Zo kunnen hart- en vaatziekten ontstaan, die kunnen leiden tot een hartaanval of een beroerte. LDL-cholesterol wordt ook wel het 'slechte' cholesterol genoemd.
Triglyceriden = TG, TRIG
Deze test wordt toegepast om het risico op hart- en vaatziekten in te schatten.
De test meet de hoeveelheid triglyceriden in bloed. Triglyceriden zijn de vetvoorraad in het lichaam en zijn meestal opgeslagen in vetweefsel. Een deel van de triglyceriden zit in het bloed en zijn energie voor de spieren. Na een maaltijd bevat bloed meer triglyceriden, omdat ze vanuit de darm (voedselopname) via het bloed naar het vetweefsel (vetopslag) worden gebracht. De bepaling van triglyceriden mag daarom alleen worden uitgevoerd als niet kort tevoren gegeten is, de patiënt moet dus nuchter zijn.
Mieperdepiep leest veel een geeft vooral adviezen uit eigen ervaringen 
Nog een tip voor maandag a.s.: word niet boos (ook al heeft hij/zij, een vorige huisarts, of internist zitten blunderen, vooral niet zo benoemen) tegen de huisarts, maar probeer rustig te blijven en deze info daarin mee te nemen en je vragen om uitgebreider bloedonderzoek daarmee te onderbouwen. 