Zo vreemd is dat niet.
Dit is een extract van mijn samenvattingen van de afgelopen jaren:
o In 1956 ontleende dr Ramsay de term myalgische encephalomyelitis (‘myalgisch”, spierpijn en ‘‘encephalomyelitis’’, ontsteking van de hersenen en ruggemerg) van dr ... en introduceerde ze via zijn artikel in The Lancet.
o Dr Ramsay stelde samen met collega’s vast dat sinds 1916 een reeks epidemies van de soort encephalitis lethargica (EL) plaatsvonden. Deze gebeurden rond dezelfde periode als de beruchte griepepidemie van 1918. De symptomen evolueerden door de tijd heen maar ook van plek tot plek en hij en collega’s hadden een sterk vermoeden dat een nieuwe ziekte zich had gevormd. Rosemary Lindan bevestigde dit hetzelfde jaar en schreef “there can be no doubt a new disease entity had appeared”.
o Tegen het einde van de tweede wereldoorlog verschoof de aandacht naar poliomyelitis en verschillende bronnen vestigden er de aandacht op dat de onbekende ziekte evolueerde in aard. Uitbraken van poliomyelitis in de zomer en herfst gingen steeds vooraf aan deze nieuwe ziekte. Deze laatste bleek ook veel besmettelijker te zijn en veel meer slachtoffers te vellen.
o De symptomen die men noteerde, waren lage of geen verhoogde temperatuur (onder de 37,7° C of 100F), ernstige vermoeidheid en spierpijnen, krampen, opmerkelijke overgevoeligheid van het spierweefsel, binnen afzienbare tijd verscheen er spierafbraak, overdreven of afwezige peesreflexen, pijn in de benen en lage rug, soms paresthesies (prikkelend, brandend of pijnlijk gevoel, zonder dat dit wordt veroorzaakt door externe prikkels zoals koude, warmte of druk), vergrote klieren vooral t.h.v. de keel, frequente terugval van ziekte en malaise, duizeligheid, problemen met de blaas, mentale labiliteit (emotionele labiliteit, nervositeit, irritabiliteit en depressie), verstoringen van de zenuwen in de schedel waaronder dubbel zicht, onwillekeurig bewegen van de oogbollen, aangezichtsverlammingen (en soms slikproblemen), doofheid of overgevoeligheid aan geluid, inspanningsintolerantie en bij sommige patienten hepatitis en een vergrote milt. Een opvallend kenmerk was de intensiteit van de malaise of ziektegevoel die niet in verhouding stond tot de verhoging van de lichaamstemperatuur.
o Ontstekingen aan de bovenste luchtwegen en keel alsook misselijkheid, overgeven en darmproblemen werden genoteerd bij de start van de ziekte. Ernstig zieke patienten leden aan ongecontroleerd trillen en pijngevoeligheid bij normale aanraking. Mensen werden zieker na inspanningen te leveren maar ook de menstruele cyclus komt regelmatig terug als trigger in de publicaties. Pijn werd bij sommigen verergerd door koud vochtig weer.
o In het ruggemerg van deze patienten werden soms afwijkende proteinen gevonden wat duidde op een immuun-gemedieerde ziekte. Men kon echter geen link aanduiden tussen het inmiddels bekende polio en deze nieuwe ziekte die alle kenmerken ervan had zonder het evenwel te zijn. Wel had 95% van de patienten reactieve antistoffen tegen de basale ganglia. (Deze bevinden zich rond de thalamus diep in de hersenen en zijn belangrijk voor de controle van beweging alsook voor tijdsperceptie.)
Enz.
De epidemies van M.E. kwamen dus reeds voor aan het begin van 1900 en volgden steeds polio-uitbraken.
Dr Lerner die nu een bekend CVS-arts is, heeft toen ook polio onderzocht. Namelijk
De urinetesten konden eind jaren 1950 dan wel mazelen, rabies, coxsackie speeksel en adenovirussen tijdens een acute infectie detecteren, een poliovirus was tot dan onvindbaar. Dr Martin Lerner besloot in 1961, ruim 5 jaar na de epidemie van Ijsland en het document van Dr Höök later, de urine en bloedserum van gezonde mensen te testen op antilichamen tegen polio.
http://www.jci.org/articles/view/104538/files/pdf
De klassieke conventionele methodes hadden tot dan niets opgeleverd. Hij moest het dus over een andere boeg gooien. De wetenschap zegt dat een lichaam zich verweert tegen een vreemd lichaam (zoals een virus) met de aanmaak van antilichamen. ... Deze zijn vaak in zeer kleine hoeveelheden terug te vinden in de urine. Hij besloot eeëntwintig (21) mensen een poliovaccin te geven van verschillende merken zodat ze antilichamen zouden produceren.
Hij registreerde hun bloedwaarden en urine over een periode van 7 weken. Het bloed en de urine werden behandeld en gemanipuleerd en vergeleken met twee strains of polio uit 1959, het type 1 en het type 3 poliovirus. De onderzoeken toonden volgende resultaten. Er waren slechts twee mensen die positief testten op antilichamen in pure onbehandelde urine. De eerste persoon scoorde positief op beide strains en de tweede slechts op één strain. De kans dat men antilichamen tegen polio vond in urine was dus bijzonder laag.
Als we echter kijken naar de cijfers van de geconcentreerde urine en gemanipuleerd serum, verschenen de antilichamen nu bij 13 personen, en dit pas een week nà vaccinatie. De overeenkomsten met de antilichaamtiters in de stoelgangtest bij de ME-patienten in 1956 is treffend. Ook deze verschenen pas de 7de dag. Dr Lerner combineerde de plaque-reduction methode met de immuno-inactivatie en bracht zo minieme hoeveelheden antilichamen van polio aan het licht. Resultaten die ze met de klassieke tube assay zelfs indien voorafgegaan door de immuno-inactivatie, niet bereikten.
Of Dr Lerner toen op de hoogte was van de epidemie, is me onbekend. Dr Lerner is een onderzoeker en arts die zich tot op heden dagelijks blijft inzetten voor de ME en CVS gemeenschap.